WAAROM (VER)KOPEN WE VLEES IN VIEZE MARINADES?
Het barbecueseizoen is weer aangebroken. Dat zie je ook in de supermarkten en slagerijen: er wordt zoveel speciaal barbecuevlees aangeboden, dat je zou denken dat er even geen vlees meer gebakken of gebraden wordt in een gewone pan. De brokken vlees zijn soms tot hapklare blokjes verkleind, speciaal voor de kleine barbecuetrek. En stokjes hoef je ook niet meer te kopen, want de saté ligt geregen en al in het koelvak.
Maar wat vooral opvalt, is dat het barbecuevlees bijna zonder uitzondering al gemarineerd is. Je kunt het plasticje eraf halen en: grillen maar! Niemand neemt blijkbaar de moeite meer om zelf vlees op maat te snijden, zelf de sjasliek op een stokje te doen, en vooral: zelf het vlees te kruiden. Zo moeilijk is dat niet. Er zijn kookboeken te over, waarin goede barbecuerecepten staan. En wie daar geen zin in heeft, typt gewoon ‘barbecue’ en ‘marinade’ in de zoekmachine, en hup: je hebt de meest heerlijke marinades, die je met weinig moeite en met weinig geld kunt maken.
Prutje
Vlees in kant-en-klare marinades valt altijd tegen. Vaak ligt het vlees al een week in dat plastic bakje in de slagersafdeling, voordat jij het koopt. Fabrikanten gebruiken daarom geen verse kruiden, geen verse uien of knoflook. Die zouden bederven. Ze maken een prutje van gedroogde ui en knoflookpoeder, veel zout, suiker, voedingszuur en glutamaat, dat ze een beetje bijkleuren met geelwortel of paprikapoeder. Het smaakt niet alleen vies, het ziet er zelfs vies uit. Maar het blijft weken goed, zelfs in zo’n nat vleesbakje.
Die kruiderij vooraf is bedoeld om het vlees ‘lekkerder’ te maken. Of liever gezegd: lekkerder te doen lijken. Want om onze trek in gegrilde worstjes en varkenslapjes te stillen, hebben de vleesfabrieken handenvol werk om al dat vlees aan te slepen. Het is meestal geen topvlees, en dat zou de consument kunnen proeven. Een goed stuk vlees, vakkundig geroosterd op een gloeiend bedje van houtskool: dat is een waar genoegen voor de echte vleeseter. Maar dat goede vlees kost dan ook een lieve duit.
Daar willen veel mensen niet voor betalen. Het moet veel zijn, goedkoop, en niet te moeilijk. Dat kan. Als de fabrikant een beetje extra zout, peper en aroma toevoegt, dan kun je ook een spotgoedkoop hamlapje nog een beetje ‘lekker’ maken. Het kost inderdaad niets. Het smaakt echter ook nergens naar. Maar wat zou het? Met een paar biertjes of een halve fles lambrusco achter de kiezen proef je het verschil toch niet. Toch?
Goede slager
De neven van tante Dora hebben één belangrijke tip: als je gaat barbecueën, ga dan naar een goede slager en vraag om een echt lekker stuk vlees, zelfs als je weinig geld hebt. Zonder marinade. Kwaliteitsvlees heeft aan een beetje zout en peper genoeg. Geef liever meer geld uit voor goed vlees, dan weinig geld voor kapot gekruid vlees, waar je nog twee dagen na de barbecue zure oprispingen van krijgt. Alle kwaliteit heeft een prijs, maar echte smaak is onbetaalbaar. Dat geldt zeker voor de barbecue.
LEES MEER: En het hoeft niet altijd vlees te zijn. Tante Dora heeft een smakelijk recept voor een vegetarische bonenburger:
http://www.dora-besparen.nl/de-keuken-van-tante-dora/voedselbankrecepten/vegetarische-bonenburger/
We kopen nooit gemarineerd vlees en goedkoop vlees eten we ook nooit!
Waarom kopen we vlees…. 😉