PINDABAKJES
Omdat we in december vaker lekker zitten te knabbelen, is het misschien goed om je de tijden te herinneren waarin knabbelnootjes nog niet gewoon waren. De tijden waarin mensen nog zoute pinda’s aten uit pindabakjes, bijvoorbeeld. In Nederland, in ieder geval.
In de jaren vijftig en zestig, toen tante Dora een jonge echtgenote en moeder was, lagen de planken van de supermarkten nog niet vol met tientallen verschillende zoutjes, zoals tegenwoordig. Karigheid troef, was het toen. Soms had de kruidenier een pak kaaskoekjes of zoute stengels. En zoute pinda’s, natuurlijk. Zoute pinda’s waren niet goedkoop, en werden verkocht in kleine zakjes. En omdat pinda’s zo gemakkelijk weghappen, bestond het gevaar dat de zoute pinda’s al op waren, voordat het feest (dat werd toen ‘een fuif’ genoemd) goed en wel was begonnen.
Typisch
De oplossing voor de te snel leeg gegeten zak zoute pinda’s was typisch Nederlands: maak de graai- en snaaibare hoeveelheid aardnootjes kleiner. Verdeel de inhoud van het zakje over een aantal kleine, individuele bakjes, en bied die aan bij de borrel en de limonade. Zo werd het pindabakje geboren. Of liever gezegd: de pindabakjes, want het was inderdaad een hele familie.
Je had een grote bak, waar gemakkelijk een zak zoute pinda’s in kon. Die stond onder de strenge hoede van de gastvrouw. Een vrouw, inderdaad, want mannen kun je natuurlijk niet met zo’n taak belasten. Mannen zijn immers de grootste ongeremde snaaiers, als het op zoute pinda’s aankomt. Je moet de kat niet op het spek binden. Bij de set met pindabakjes hoorde meestal een hip gestileerde lepel, waarmee uit de grote pindabak hapklare porties in de kleine pindabakjes werden geschept.
Afgepast
Iedereen kreeg een afgepaste hoeveelheid pinda’s in zijn of haar individuele bakje. Daar moest je het maar mee doen. Als je sneller snackte dan het beetje nootjes toeliet, dan moest je weer naar de gastvrouw die met een streng gezicht de grote bak met pinda’s bewaakte. Dat deed je liever niet. Dus at je de nootjes letterlijk één voor één, stopte ze als delicatessen in je mond, en kauwde ze zorgvuldig, vóórdat je ze schuldbewust doorslikte. Telkens moest je op de andere gasten letten, en vooral niet sneller eten dan zij. Want niemand wilde in de jaren vijftig als ongeremde gulzigaard te boek staan.
Inmiddels zijn zoute pinda’s spotgoedkoop. Je bent niet meer een half weekloon kwijt voor een klein zakje. Het ongehinderd snaaien is normaal geworden. Niks geen piepkleine bakjes meer, waar je elk pindaatje telt. Iedereen zijn eigen megazak, en schalen vol, waar je met handen tegelijk uit blijft graaien. Zoute en ongezouten pinda’s, pinda’s in een knapperig jasje, pinda’s met wasabi, waar je ogen van gaan tranen, en pinda’s met een suikerlaagje: tast toe!
Verzamelbaar
Niemand gebruikt meer echt pindabakjes. Maar pindabakjes zijn reuze verzamelbaar. Misschien juist omdat ze herinneren aan een tijd waarin de pindastruiken nog niet tot in de hemel groeiden. Het ziet er ook zo gezellig uit, zo’n pindabakjesfamilie van hout of aardewerk, knus in elkaar gestapeld, wachtend op een gezin, het liefst met veel kinderen. Bakjes, die door hun kleinheid aanmoedigen om bescheiden en tevreden te zijn.
NIEUWE TIJDEN voor OUDE ZAKEN
En de bakjes zijn prachtig om daar dipsausjes in te doen of avocado-prut of smaakvolle kikkererwtenpuree. Dus oude traditie voor een nieuwe gebruik. Tante Dora houdt ervan alles in huis gewoon te gebruiken.
LEES MEER: De pinda is ook een veelzijdige maaltijdverbeteraar:
http://www.dora-besparen.nl/de-keuken-van-tante-dora/de-pinda-jouw-trouwe-vriend-in-de-keuken/
In die tijd had je ook nog pelpinda’s. Krant op de tafel en gezamenlijk een portie doppen.